Deze week verschijnt het boek DNA Zoekmachine van Lex Meulenbroek. Daarin schetst hij aan de hand van aansprekende zaken, waarbij dna een cruciale rol speelde, hoe snel de ontwikkelingen op forensisch gebied gaan...
...Hoe snel zijn de ontwikkelingen op dna-gebied gegaan?
„Bijna niet te bevatten, zo snel. In 1997 begonnen we met een dna-databank, waarin alleen dna-profielen van verdachten en sporen werden opgenomen. De databank was toen nog een in eigen beheer ontwikkeld softwareprogramma. Dit jaar verwachten we uit te komen op 50.000 aanvragen van politie en justitie voor dna-onderzoek. We maken op jaarbasis in totaal zo’n 125.000 dna-profielen van sporen en personen. In de dna-databank voor strafzaken zitten momenteel ongeveer 360.000 personen.”
Toch had die databank nog veel voller moeten zitten. Meulenbroek schrijft in zijn boek dat het aantal veroordeelden dat ten onrechte niet in de databank is opgenomen, sinds 2005 is opgelopen tot 30.000 mensen, en jaarlijks met zo’n 2.000 tot 3.000 personen zal toenemen.
Dat dat moet veranderen, horen we al jaren…
„Er komt een wet aan waarbij het celmateriaal wordt afgenomen van iedere verdachte die na verhoor naar huis mag, maar wel verdachte blijft. Als iemand wordt vrijgesproken, of niet langer wordt vervolgd, dan wordt het vernietigd.”
Als het NFI dat moet gaan beheren, kunnen jullie dat aan?
„... de keuze voor het NFI is een van de opties. Het beheren van dit ‘conservatoire dna’ gaat een omvangrijke operatie worden. Het gaat naar schatting om tienduizenden afnames van celmateriaal per jaar, die ergens opgeslagen moeten worden. Daar zullen een grote opslagruimte en mensen voor nodig zijn."
Er is volgens Meulenbroek nog een manier om de slagkracht van de dna-databank te vergroten. Als bij een moordzaak een spoor van de mogelijke dader wordt gevonden, dan wordt dat nu vergeleken met de profielen in de dna-databank voor strafzaken. En als van alle mannen in de databank ook een zogeheten Y-chromosomaal dna-profiel wordt gemaakt, kunnen daardoor ook hun familieleden in de mannelijke lijn worden gevonden. Ofwel: als de dader een man is en niet in de databank zit, kan hij toch worden gevonden via bijvoorbeeld zijn neef die wel in de databank zit.
In een voorzichtige schatting blijkt dat een mannelijke familielijn gemiddeld tien levende verwanten bevat. Hierdoor zal het bereik van de databank toenemen van 360.000 naar 3,1 miljoen mensen...
„Bij al deze nieuwe ontwikkelingen moet je telkens afwegen: gaan we het zorgvuldig en gedoseerd inzetten, of zetten we het niet in?”
Gebeurt dat nu te weinig? „Over de particuliere dna-databanken en het structureel opnemen van Y-profielen zijn nog geen besluiten genomen. Ik denk dat we moeten voorkomen dat nieuwe mogelijkheden te lang boven de markt blijven hangen, waardoor nabestaanden wellicht ten onrechte hoop krijgen. Technisch gezien zullen in de toekomst steeds meer zaken met een dna-daderspoor kunnen worden opgelost. De vraag wordt: wil je dat als samenleving?”
Alles bij de bron; NRC