Onderzoek via het geheugen van de mogelijke dader mag geen opsporingsmiddel worden voor de politie. Het speuren in het brein van de verdachte schendt de privacy, en is ook in strijd met het zwijgrecht. Dit schrijft strafrechtonderzoeker Dave van Toor, van de Nijmeegse Radboud Universiteit, in zijn proefschrift.

Hij bekeek in hoeverre het geheugen van een verdachte namens justitie onderzocht zou mogen worden op de kennis van de details van een delict. Dat principe werkt als volgt: van het brein van de verdachte wordt een EEG gemaakt, terwijl hij woorden of foto’s te zien krijgt die te maken hebben met de strafbare feiten die zijn gepleegd. Als zijn brein daarop aanslaat via de elektroden op zijn hoofd, beschikt hij kennelijk over daderkennis.

In Japan werkt de politie al tientallen jaren met deze zogenaamde “neurogeheugendetectie”. Volgens onderzoeker Van Toor heeft de werkwijze voordelen, zegt hij op Voxweb, het online magazine van zijn universiteit: ‘Het is een gemakkelijke methode, die ook nog eens weinig tijd in beslag neemt.’

Toch is hij niet voor de invoering ervan in Nederland: ‘Want je schendt hiermee het recht op privacy. Herinneringen van de verdachte moet je niet tegen zijn wil in de openbaarheid brengen.’ Ook het zwijgrecht van de verdachte wordt volgens Van Toor geschonden: ‘Met neurogeheugendetectie dwing je hem in zekere zin toch tot het delen van informatie, via zijn herinneringen. Dat maakt het zwijgrecht tot een holle leus.’

Van Toor maakt een voorbehoud voor advocaten die de onschuld van hun cliënt willen aantonen. ‘Misschien is het voor hen wel aantrekkelijk. Als de cliënt tenminste toestemming geeft.’

Alles bij de bron; CrimeSite

Update; zeer uitgebreid artikel bij Trouw