KPN, Bavaria en Philips. Wie denkt dat grote bedrijven goed omgaan met de bescherming van persoonsgegevens is deze maand van een koude kermis thuisgekomen. Organisaties merken nu de keerzijde van de datahonger. Zij krijgen te maken met reputatieschade nadat het internet jarenlang is gezien als een belangrijk verzamelpunt van persoonsgegevens.

Om de privacy echt te waarborgen, is naast het internet een tweede infrastructuur nodig die plaats biedt aan privégegevens, zegt Marcel van Galen. In 2005 stond Van Galen aan de basis van Qiy (spreek uit als ‘key’), dat uitgaat van het principe dat gebruikers hun gegevens zelf ophalen en combineren in plaats van dat ze die op het web prijsgeven. Dit gebeurt in een raamwerk dat losstaat van het internet, maar daar wel aan gekoppeld kan worden. Het initiatief heeft al enkele innovatieprijzen gewonnen en kreeg vorig jaar een keurmerk voor zijn bescherming van persoonsgegevens.

De Qiy-infrastructuur draait sinds anderhalf jaar in een besloten omgeving. Van Galen verwacht eind dit jaar de mijlpaal van een miljoen gebruikers te halen, die via applicaties onder meer studie- en verzekeringsgegevens en salarisstrookjes kunnen ophalen. ‘Wij zijn een beweging — niet een commercieel bedrijf — die op een integere manier met data omgaat.’

Alles bij de bron; financieeldagblad