In plaats van wc-rollen te hamsteren, snelden Amerikanen zich de afgelopen week naar tankstations om benzine in te slaan. 

De aanleiding voor dit gehamster was minder lollig. Afgelopen week kwam het pijpleidingennetwerk Colonial Pipeline, dat bijna de helft van de Amerikaanse oostkust van brandstof voorziet, plat te liggen. 

Criminelen slagen er steeds vaker in om via kleine gaatjes en kwetsbaarheden binnen te dringen in softwaresystemen. Universiteiten, ziekenhuizen en gemeenten werden al eerder de dupe. In Finland dreigden hackers de persoonlijke patiëntendossiers van mensen die psychiatrische hulp hadden gekregen online te zetten. Ditmaal richtten ze zich op de tienduizenden getroffen patiënten zelf, in de hoop dat publicatie van hun dossiers over zelfmoordpogingen, drugsgebruik, of angstaanvallen hen snel tot betaling zou aanzetten.

Patiëntendossiers, belastingdatabanken of betalingssystemen: ze zijn alle gedigitaliseerd zonder dat het helder is of de ingekochte technologie wel voldoet aan de hoogste veiligheidsstandaard. Blind erop vertrouwen dat softwarebedrijven voor voldoende bescherming zorgen, werkt hier niet. Zeker niet als klanten, zoals ziekenhuizen, dure software-updates niet kunnen betalen.

Voor inkopers of gebruikers van software zijn dit soort complexe systemen niet te doorgronden. En doordat ICT-bedrijven maar beperkt publiekelijk informatie delen over gehackte producten, blijven de risico’s bestaan en worden beschermingsmaatregelen niet genomen.

Hoe groot de risico’s van kwetsbare software zijn, is geen verrassing. Als mogelijk rampzalig resultaat van een cyberaanval door criminelen of een vijandige staat is al vaker het raken van kritieke infrastructuur genoemd. Nu kun je nog lachen om mensen die in paniek een tasje benzine komen halen. Maar misschien zijn de gevolgen van de volgende cyberaanval wel fataal.

Alles bij de bron; NRC