Op 26 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn voorgenomen wijziging van het bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel voor de invoering van een bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens ten behoeve van de opsporing (Kamerstukken 34 537). In de voorliggende brief wil ik u informeren over een vertragende factor in het proces om tot een wijziging van het wetsvoorstel te komen.

In dit proces is een nieuw technisch vraagstuk aan het licht gekomen – het gebruik van de zogenaamde Carrier Grade Network Address Translation (CGN) - waardoor de door mij voorgenomen aanbieding van een nota van wijziging aan de Raad van State voor advies vooralsnog niet heeft kunnen plaatsvinden.

Het gebruik van CGN door aanbieders van (voornamelijk) mobiel internet komt voort uit het tekort aan beschikbare publieke IPv4 adressen... Met CGN worden tientallen tot honderden internetverbindingen onder één publiek IPv4 adres gebundeld zodat met een relatief beperkt aantal publieke IP adressen toch voor alle gebruikers voldoende verbindingen mogelijk zijn.

Omdat er zoveel gebruikers van een publiek IP adres gebruik maken, kan vooralsnog niet bepaald worden welke van de tientallen tot honderden gebruikers van dat publieke IP adres een specifieke website of internetadres bezochten op een bepaalde datum en tijdstip. Hierdoor kan de politie of andere opsporingsinstantie niet herleiden welke van de personen/gebruikers in casu het opsporingsonderzoek van belang zijn.

Alles bij de bron; RijksOverheid [pdf]