Terreurorganisatie IS heeft de aanval geopend op het Westen, en heeft in een jaar tijd veel terrein gewonnen. Dat is het beeld dat we dagelijks krijgen voorgeschoteld door de media. Onze vrijheid wordt bedreigd, en dat vraagt om harde maatregelen. Maar niet iedere poging om IS de mond te snoeren is een opsteker voor die vrijheid.

De discussie rondom die vraag laaide in 2012 al eens op. CleanIT, een veiligheidsproject opgezet door de Europese Commissie dat terroristische internetactiviteiten moet traceren en aanpakken, deed veel stof opwaaien omdat hiermee niet alleen de terrorist van zijn recht op privacy werd beroofd, maar ook de gewone burgerman.

Het iets algemenere vraagstuk ‘hoeveel van onze vrijheid mag de overheid opofferen voor een veilige samenleving?’ is almaar relevanter geworden. Afgelopen januari ondertekenden elf Europese overheden, waaronder Nederland, een verklaring (hier te lezen) waarin staat dat het internet geen platform mag zijn voor haatdragende en gewelddadige boodschappen. De verantwoordelijkheid om dit te verwijderen ligt bij de internetproviders...

...In Frankrijk zijn ze al zo ver, hoe lang zal het duren voordat ook in Nederland blokkades opgeworpen zullen worden? Wanneer we het recht om te blokkeren zowel bij een overheid áls bij bedrijven zelf neerleggen, ontstaat een milieu van censuur. En wie zegt dat het bij die ene maatregel blijft? Een schrijnend voorbeeld van de consequenties van zo’n systeem is de zaak van een achtjarig jongetje, dat in Frankrijk werd verhoord omdat hij zich positief zou hebben uitgelaten over de terreuraanslagen in januari.

Juist hetgeen waartegen we lijken te willen vechten, komt nu steeds dichterbij. We lopen het risico te moeten inleveren op onze vrijheid, en angst maakt zorgt ervoor dat niet iedereen dat ziet. We krijgen er immers veiligheid voor terug. De daden van IS zijn op geen enkele manier te bagatelliseren, maar laten we zuinig zijn op onze vrijheid.

Alles bij de bron; HPdeTijd