Wetenschappers en juristen waarschuwen al jaren voor de gevaren van de verzameling van metadata door opsporings- en inlichtingendiensten. 'Als je iemand afluistert weet je niet zeker dat diegene de waarheid spreekt. Maar metadata liegen niet, je ziet gewoon hoe iemand zich gedraagt.'

Op 2 april 2008 publiceerde een eminent gezelschap van vijftien hoogleraren een open brief in het NRC Handelsblad. Vijftien hoogleraren computerbeveiliging, ict-recht en strafrecht waarschuwden in felle bewoordingen voor een wetsvoorstel van de toenmalige regering. De academici noemden de plannen van het kabinet-Balkenende IV 'een grote sprong voorwaarts richting een controlemaatschappij waarin iedereen in de gaten wordt gehouden.'

Het voorstel betrof de verplichting aan telefoon-en internetbedrijven om de internet- en belgegevens van alle Nederlandse burgers vast te leggen. Het ging niet om de inhoud van gesprekken of e-mails, maar om de zogenoemde 'verkeersgegevens': wie mailt of belt met wie, wanneer en vanaf welke locatie. Een Europese richtlijn bepaalde dat deze gegevens in iedere lidstaat voor een periode van minimaal zes maanden moeten worden bewaard.

De Nederlandse regering interpreteerde de richtlijn uit Brussel ruim en wilde de gegevens voor anderhalf jaar opslaan. 'Zo zijn we op weg een politiestaat te worden,' schreven de hoogleraren, 'waarin iedereen in de gaten wordt gehouden. Wie Das Leben der Anderen gezien heeft, beseft de keerzijde van een doorgeslagen controledrang.'

Alles bij de bron; deCorrespondent