De Belastingdienst mag voor de controle van rittenregistraties in het kader van privégebruik van een auto van de zaak geen gebruik maken van met ANPR-camera’s vastgelegde beelden. Voor het gebruik van deze beelden bestaat namelijk geen toereikende wettelijke grondslag, zo heeft Hoge Raad geoordeeld.

Drie belastingbetalers hadden elk een zaak aangespannen. Jaarlijks overleggen ze aan de Belastingdienst een rittenregistratie waaruit blijkt dat het privégebruik van de auto onder de 500 kilometer is gebleven. De Belastingdienst accepteerde deze rittenregistraties niet omdat de auto’s zijn gesignaleerd op locaties die niet overeenkomen met de gegevens in de rittenregistraties. De Belastingdienst heeft dit vastgesteld aan de hand van foto’s die zijn gemaakt door snelwegcamera’s van het Korps landelijke politiediensten (KLPD). Deze camera’s zijn voorzien van automatische nummerplaatherkenning (ANPR).

De Hoge Raad oordeelt dat het privéleven van de betrokkenen wordt geraakt door de manier van het verzamelen en gebruiken van de met ANPR-camera’s verkregen gegevens. Het gaat hier namelijk niet om één of enkele waarnemingen in de openbare ruimte, maar om het systematisch verzamelen, vastleggen, bewerken en jarenlang bewaren van gegevens over de bewegingen van voertuigen op diverse plaatsen in Nederland. Een voldoende precieze wettelijke grondslag - die in zo’n geval is vereist op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens - ontbreekt hiervoor, aldus de Hoge Raad.

De aan de belastingplichtigen opgelegde naheffingsaanslagen loonheffingen mogen niet worden gebaseerd op de ANPR-gegevens. 

Alles bij de bron; Security