Zorg verlenen aan mensen met een verstandelijke beperking betekent ook vaak een inbreuk op hun privacy. Jurist Monica de Visser beschrijft in 2 artikelen hoe je inbreuken op de privésfeer en persoonlijke leefomgeving toch zoveel mogelijk bewaakt.

Zorg verlenen houdt al snel een grote inbreuk op de privacy van cliënten in. Dat geldt al helemaal wanneer cliënten langdurig worden behandeld en verzorgd in zorginstellingen zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen en instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking.

Er zijn drie vormen van inbreuk op privacy te onderscheiden:

  • De inbreuk op de privésfeer die medische handelingen noodzakelijkerwijs met zich meebrengen;
  • inbreuk op de eigen leefomgeving bij onderzoek en verblijf in zorginstellingen; en
  • inbreuk op persoonlijke informatie met de verwerking van persoonsgegevens.

In deze column sta ik stil bij de eerste twee inbreuken op privacy in de zorg, en wettelijke maatregelen om de privacy van cliënten toch zoveel mogelijk te bewaken.

Persoonsgegevens over iemand zijn gezondheid (o.a. zijn beperking, stoornis of aandoening) noemen we bijzondere persoonsgegevens.  Voor het gebruik van bijzondere persoonsgegevens door organisaties gelden extra strenge regels.

Hoe moeten we omgaan met (bijzondere) persoonsgegevens van een cliënt in de zorg?
In principe mogen bijzondere persoonsgegevens niet worden verwerkt. Onder verwerking wordt bijna al datgene verstaan wat je met een persoonsgegeven kunt doen, bijvoorbeeld het opslaan in het cliëntdossier of cliëntgegevens gebruiken voor kwaliteits- of tevredenheidsonderzoek.

Voor het mogen verwerken van bijzondere persoonsgegevens zijn strikte regels voor de zorginstelling van toepassing. De persoonsgegevens mogen alleen voor bepaalde doelen worden verwerkt (=doelbinding) en dan alleen nog met zo min mogelijke inbreuk op de privacy van een cliënt (=dataminimalisatie).

Alles bij de bron; Klik 1 & Klik 2