Na de VS denkt ook Nederland aan forensisch gebruik van dna-profielen uit publieke databanken. Het gebruik van publieke dna-databanken bij het achterhalen van de identiteit van onbekende verdachten heeft voor een golf van opwinding in de forensische wereld gezorgd, maar is ook controversieel want het roept verschillende ethische en maatschappelijke vragen op.
De zogenoemde recreatieve genetica, of ‘pret-dna-test’, heeft in de afgelopen jaren een grote vlucht genomen. Inmiddels zitten miljoenen dna-profielen in dergelijke databanken. Deze profielen en de bijbehorende informatie zijn nu dus ook relevant geworden voor de opsporing.
Het principe van deze opsporingsmethode is eigenlijk simpel. Als iemands dna-profiel in een publiek toegankelijke dna-databank zit, met naam en toenaam, dan zit niet alleen het dna-profiel van deze persoon in de databank, maar in feite ook van alle eerste- en tweedegraads familieleden, en soms ook (afhankelijk van de uitgebreidheid van de test) van alle derdegraads-familieleden.
Momenteel wordt door de minister van Justitie en Veiligheid verkend of we deze technologie willen en kunnen implementeren in de Nederlandse opsporing. De grootste hobbel bij deze toepassing wordt juist gevormd door de maatschappelijke en ethische aspecten ervan.
Een van de issues die voortdurend naar voren wordt gebracht is de kwestie van ‘informed consent’ (‘geïnformeerde toestemming’). De waarde van de databank bij forensisch onderzoek is dat die onmiddellijk naar verwanten leidt die zelf geen weet hebben van het feit dat zij in een opsporing ingesloten zijn. Met andere woorden, zonder dat die persoon of zijn familieleden zich daarvan bewust zijn, wordt het informed consent dat door de persoon in kwestie verleend wordt, eigenlijk ook het informed consent van zijn familie gemaakt...
...Het moge duidelijk zijn dat de huidige commerciële dna-databanken niet onder toezicht van Justitie staan. Bij gebruik van die data voor de opsporing is er dus spraken van een ‘repurposing’ van persoonlijke gegeven; die worden gebruikt voor een ander doel dan waar zij voor bedoeld waren. Burgers die geïnteresseerd zijn in hun persoonlijke afkomst of in hun genetische gesteldheid, kunnen onmogelijk overzien wat een opsporingsonderzoek betekent en wat het voor praktische consequenties kan hebben voor het leven van hun verwanten. In plaats van het ‘informed consent’ als strohalm te nemen om de privacy van burgers te schenden, dient de overheid, misschien juist in deze tijden, de burger tegen zichzelf te beschermen.
Alles bij de bron; NRC [long-read]