Deze week vond in de Tweede Kamer een debat plaats over de inzet van algoritmes en data-ethiek. Daarin werd ook gesproken over het gebruik van gezichtsherkenning.
GroenLinks-PvdA-Kamerlid Kathmann diende over het onderwerp twee moties in. De eerste motie roept het kabinet op om het gebruik van gezichtsherkenningssoftware bij publieke en private organisaties in kaart te brengen, en toepassingen waarbij het gebruik niet expliciet is toegestaan door wetgeving maar wel gewenst is zo snel als mogelijk van een grondslag te voorzien en anders te stoppen.
De tweede motie ging over het gebruik van gezichtsherkenning door de politie. Begin dit jaar werd bekend dat de minister de politie toestemming heeft gegeven voor het experimenteren met gezichtsherkenningssoftware, ook al ontbreekt specifieke wetgeving. Een interne beoordelingscommissie van de politie beoordeelt aanvragen die gaan over de inzet van gezichtsherkenning. Een werkwijze waar de Autoriteit Persoonsgegevens bezorgd over is.
Kathmann hekelt het ontbreken van een formele juridische grondslag en wil dat de regering een juridische grondslag ontwikkelt. Daarnaast moet de inzet van gezichtsherkenning bij de politie altijd zijn voorzien van een juridische grondslag, uitbreidingen zonder grondslag niet worden toegestaan en nieuwe toepassingen verplicht worden opgenomen in het Algoritmeregister van de overheid.
Alles bij de bron; Security