We worden in ons dagelijks leven intussen meer wel dan niet gefilmd. Op de invalswegen van onze steden, in de supermarkt, aan de bankautomaat en in de gangen van het ziekenhuis. Maar ook op de werkvloer worden we steeds vaker in het oog gehouden.

Bedrijven die gebruik willen maken van bewakingscamera’s moeten daarvoor een aanvraag doen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit, voorheen de Privacycommissie. Volgens de recentste cijfers werden in 2017 1.129 nieuwe aanvragen gedaan om camera’s op de werkvloer te mogen plaatsen. Dat is een aangroei met 7 procent in vergelijking met het jaar voordien. In totaal zijn er nu in België al 7.632 bedrijven die camera’s hebben geïnstalleerd.

De aanwezigheid van camera’s in een bedrijf wordt geregeld door een cao die in juni 1998 door de Nationale Arbeidsraad (NAR) werd opgesteld. Daarin wordt in de eerste plaats duidelijk gemaakt welk doel de camerabewaking mag hebben. Het gaat hier om de controle van veiligheid en gezondheid, de bescherming van goederen van de onderneming, de controle van het productieproces en de controle van het werk van de werknemer.

Voor de eerste drie doeleinden mag de camerabewaking permanent zijn, op voorwaarde dat de controle van het productieproces op de machines slaat. Voor procescontrole die betrekking heeft op werknemers of voor de controle van de arbeid van de werknemer mag camerabewaking enkel tijdelijk. Wat dat laatste betreft, mogen de camerabeelden overigens niet als enig bewijsmateriaal voor de beoordeling van een werknemer worden gebruikt.

De cao van de NAR benadrukt ook dat de camerabewaking proportioneel moet zijn. Dat wil met andere woorden zeggen dat er geen buitensporig gebruik van gemaakt mag worden en geen sprake mag zijn van inmenging in de private levenssfeer van de werknemer.

Alles bij de bron; deTijd