De schending van de privacy in de VS blijkt flagrant, maar in ons land dreigt het dezelfde kant op te gaan, zegtRaf Jespers.  Terecht is er verontwaardiging over het nieuws dat Amerikaanse inlichtingendiensten al jaren wereldwijd, ook in België, het hele internet bespioneren. Maar de Europese kritiek op de Amerikaanse moord op de privacy is grotendeels hypocriet.

Europa heeft zelf boter op het hoofd. In de nasleep van 9/11 werd in 2006 door het Europees Parlement en de Raad van bevoegde ministers de zogenoemde dataretentierichtlijn aangenomen. Die richtlijn verplicht de 27 landen van de Europese Unie om een wet te maken die de internetproviders en telecommaatschappijen oplegt om gedurende zes maanden tot twee jaar alle communicatiegegevens bij te houden. Niet de inhoud van de communicatie moet bewaard worden, maar wel wie met wie communiceert, hoe lang, vanop welk IP-adres, wie de communicatie betaalt, de volumes van de geüploade en gedownloade gegevens, de andere diensten waarop de abonnee is geregistreerd. Al je telefoon- en internetsporen moeten dus worden opgeslagen.

Privacy, het recht op een persoonlijke levenssfeer, is de moeder van alle vrijheden. Het werd in 1950, als reactie op de barbarij van het fascisme, opgenomen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. En wordt in het juridisch jargon gekwalificeerd als een ‘afweerrecht’, een recht van de burger om de overheid ‘van zich af te houden’. De overheid moet verantwoorden waarom ze de burger controleert en niet omgekeerd. Een glazen overheid dus, geen glazen burgers. Is een overheid die haar burgers wantrouwt, zelf nog wel te vertrouwen? ...

... Dat fundamentele debat wordt tegenwoordig niet meer gevoerd, want ‘wie niets te verbergen heeft, heeft niets te vrezen’. Wie met deze slagzin in slaap is gewiegd, is hopelijk wakkergeschud door de onthullingen van Edward Snowden.

Alles bij de bron; deStandaard