Zonder dat 800.000 patiënten in de ggz iets is gevraagd, legt de Nederlandse Zorgautoriteit NZa een grote databank aan met gegevens over hun mentaal welzijn. Dat juist de toezichthouder op de zorg zo te werk gaat, geeft te denken.

Zo vraagt de NZa de ggz-patiënten niet persoonlijk om hun patiëntgegevens over angsten, depressies, suïcidale gevoelens, drankzucht of zelfbeschadiging. Dat laat de toezichthouder psychologen en psychiaters opknappen. Zij moeten de patiëntgegevens online aanleveren. Wie weigert, krijgt een boete. Dat deze beroepsgroepen zo in een onmogelijke positie worden gebracht – de behandelaren moeten hun beroepsgeheim terzijde schuiven – lijkt voor de toezichthouder op de zorg geen enkele rol te spelen.

Wel heeft de NZa inmiddels laten weten dat patiënten die hun gegevens niet willen delen, dat met een speciale privacyverklaring ook niet hoeven. Verder Zo worden patiëntgegevens versleuteld, gepseudonimiseerd en de herleidbaarheid tot personen is tot een minimum beperkt. Maar ‘herleidbaarheid tot een minimum’ is wel iets anders dan ‘de herleidbaarheid is nul’.

Data worden nooit voor de lol verzameld, daar wordt altijd iets mee gedaan. Wat over het gebruik van data nu wordt afgesproken, kan morgen of overmorgen anders zijn. Dat maakt het aanleggen van grote databanken met patiëntgegevens zo discutabel.

Wie zich daar tóch aan waagt, moet dus heel goed nut en noodzaak kunnen uitleggen. De NZa kan dat tot nu toe niet.

800.000 scorelijsten over de mentale problemen van patiënten zijn een goudmijn voor onderzoekers en zorgverzekeraars.

Die hebben nu toch alle declaratiegegevens van alle verzekerden, met naam en toenaam. Je moet er toch niet aan denken dat die gegevens worden gecombineerd met de databank die de NZa nu opzet. Dan is ‘tot een minimum herleidbaar tot individuele personen’ opeens ‘maximum herleidbaar’.

Alles bij de bron; Trouw