De laatste jaren is in West-Europa een aantal angstaanjagende aanslagen gepleegd. De schijnbare willekeur en bekende locaties zoals London Bridge geven ons het gevoel dat wij net zo goed zelf slachtoffer hadden kunnen zijn. Het is begrijpelijk dat politici na een aanslag ferme taal spreken.

Ook in Nederland wordt actie ondernomen. De Eerste Kamer heeft afgelopen week ingestemd met een wet die een sleepnet voor de geheime diensten mogelijk maakt. De diensten kunnen binnenkort grote groepen onschuldige burgers aftappen. Zulke maatregelen en de gebruikelijke oproep om waakzaam te zijn, lijken vooral symptoombestrijding. Iedereen snapt dat het onmogelijk is om iemand die met een auto op mensen in wil rijden altijd op tijd te stoppen. Maar paradoxaal genoeg eisen de maatregelen an sich in combinatie met onze verhoogde alertheid wel hun eigen slachtoffers: onschuldige burgers worden vals beschuldigd en we beperken onze eigen vrijheden.

Het nu goedgekeurde massale aftappen zal het aantal valse beschuldigingen slechts doen toenemen. „Datamining is voor het voorkomen van terroristische aanslagen waarschijnlijk een ineffectieve methode”, schreef de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid vorig jaar in het rapport Big data in een vrije en veilige samenleving. „Omdat elke terroristische aanslag uniek is, is het nagenoeg onmogelijk om een goed profiel te maken. In combinatie met een gering aantal aanslagen levert dit te hoge foutpercentages op”, aldus de WRR.

Nu kun je nog volhouden dat het beter is om het zekere voor het onzekere te nemen, maar de Noorse filosoof Lars Svendsen liet tien jaar geleden in A Philosophy of Fear al zien hoe kortzichtig dat is. Volgens Svendsen leeft Europa in een angstcultuur: we denken dat we vaker aan steeds groter gevaar worden blootgesteld, van epidemieën tot terrorisme. In werkelijkheid zijn we veelal veiliger dan ooit, maar juist daarom kunnen we ons veroorloven zorgen te hebben over gevaren die hoogstwaarschijnlijk nooit reëel zullen worden. Angst als bijproduct van luxe.

De basis van menselijke relaties is dat we elkaar met vertrouwen tegemoet treden. Alle nieuwe beveiligingsmaatregelen hebben wantrouwen als basis. Ze ondermijnen de maatschappij en maken geïsoleerde, bange individuen van ons. Wantrouwen is bovendien een self-fulfilling prophecy: als we contact vermijden kunnen we ook niet leren dat die ander ongevaarlijk is. We beperken daarmee onze eigen vrijheid en die van de ander. Gevangen in onze angst zijn we dus nu al het slachtoffer van terrorisme.

Aan het einde van de zestiende eeuw schreef Michel de Montaigne een essay over angst. Op de vlucht voor oorlog en de pest zag de Franse staatsman messcherp wat angst doet. Dat mensen zichzelf ophangen, verdrinken of naar hun dood springen als gevolg van angst, laat volgens Montaigne zien dat bang zijn soms minder dragelijk is dan de dood. Daarom is hij „het bangst voor de angst zelf”, schrijft hij. Een verstandige les. Als we echt willen dat terrorisme minder slachtoffers eist, moeten we minder investeren in schijnmaatregelen tegen terrorisme en meer investeren in maatregelen tegen de angst voor terrorisme.

Alles bij de bron; NRC [digiabo]