Vorige week besliste de Amerikaanse rechter in hoger beroep over een belangrijke zaak: mag de Amerikaanse overheid gegevens vorderen bij een Amerikaans bedrijf als die gegevens niet in Amerika zijn opgeslagen? Het is een exemplarisch voorbeeld van een internationaal probleem.

Het is een kwestie die al speelt zolang overheden grip willen hebben op het internet en digitale communicatie. De gegevens die we downloaden of uploaden, de apps die we gebruiken, sites die we bezoeken en e-mails die we versturen: die gegevens bevinden zich vaak niet in het land waar de gebruiker woont.

Op basis van het internationale recht is het niet de bedoeling dat landen op eigen houtje in andere landen vorderingen aan bedrijven richten. Landen moeten elkaars grenzen en soevereiniteit respecteren. En dat valt overheden nogal lastig in het digitale tijdperk. Want waar moeten die opsporingsdiensten dan aankloppen? Bij het land waar de data is opgeslagen – als dat al duidelijk is -, bij de lokale vestiging van de dienst in het land waar de gebruiker zich bevindt, of in het land waar de hoofdvestiging van het bedrijf is?

Stel dat een Nederlandse verdachte gebruik maakt van een Amerikaanse dienst, zoals Outlook, en Nederlanse opsporingsdiensten willen de gegevens van die gebruiker hebben, dan moeten die opsporingsdiensten een rechtshulpverzoek bij de Verenigde Staten indienen. Als dat rechtshulpverzoek wordt goedgekeurd, dan kunnen de gegevens naar Nederlandse opsporingsdiensten. Op die rechtshulpverzoeken is veel kritiek, voornamelijk omdat ze volgens overheden, waaronder ook de Nederlandse, te traag verlopen.

De Amerikaanse overheid worstelt ook met dit probleem en wilde gegevens die Microsoft had van een gebruiker. De zaak rechter stond voor de volgende vraag: als een Amerikaans bedrijf gegevens opslaat buiten de Verenigde Staten, mogen de Amerikaanse opsporingsdiensten dan die gegevens vorderen?

Microsoft zei: “Luister, die gegevens zijn opgeslagen buiten de Verenigde Staten – en de wet is niet zo bedoeld dat je gegevens kunt vorderen die zich buiten de VS bevinden.” De regering van de Verenigde Staten was het daar natuurlijk mee oneens. De regering gaf aan dat het er om zou moeten gaan of Microsoft (een Amerikaans bedrijf) bij die gegevens zou kunnen – dat die gegevens van een server uit het buitenland zou moeten komen is van ondergeschikt belang.

De rechter – nu in hoger beroep – heeft Microsoft gelijk gegeven. Maar het is wel een wetstechnisch gelijk. De rechter zegt niet: als gegevens zich niet in de VS bevinden dan mogen die gegevens nooit worden overgedragen. De rechter zegt wel: de wet was uit 1986 en had deze problematiek nooit voorzien. Daarbij moet je erg voorzichtig zijn met het schenden van de soevereiniteit van andere landen – en dat betekent dat tenzij in de wet duidelijk is vastgelegd dat vorderingen grensoverschrijdend mogen werken, dat niet mag.

Glashelder dus, maar niet helemaal bevredigend. Het is nu natuurlijk wachten op een wetswijziging waardoor dit soort vorderingen wél rechtmatig gegeven kunnen worden. Bovendien zal de zaak van Microsoft vs de VS ongetwijfeld naar de Supreme Court gaan. Dus zullen de hoogste rechters in de VS beslissen hoe er met de gegevens die buiten de VS wordt opgeslagen. En daarmee, laten we dat niet vergeten, over de privacy van niet-Amerikanen. Opnieuw een nationaal antwoord op een internationaal probleem.

Die tendens zie je in tal van situaties. Neem bijvoorbeeld de controversiële wijziging van rule 41, waardoor de VS buiten de landsgrenzen zou mogen gaan hacken.Of de Nederlandse regering, die in het buitenland hacken ook niet zo´n probleem vindt. Ook zijn er Amerikaanse voorstellen om rechtshulpverzoeken te vereenvoudigen door ze omzeilen.

Het zijn stuk voor stuk gevaarlijke oplossingen voor een legitiem probleem. Als de Nederlandse politie een verdachte in het vizier heeft, dan moeten ze de mogelijkheid hebben om de gegevens van die verdachte op te vragen. Of dat nou in Oezbekistan, de VS of Nederland is. Maar nu wint kortzichtig handelen keer op keer van een werkbare situatie voor de lange termijn.

Het zou dus beter zijn om de internationale samenwerking te verbeteren. Het versnellen van rechtshulpverzoeken zou een prioriteit moeten zijn. 

Alles bij de bron; BoF