Het Indiaas hooggerechtshof heeft bepaald dat het recht op privacy een fundamenteel recht is, omdat het een intrinsiek onderdeel van het recht op leven en vrijheid is. Eerder hadden Indiase rechters nog gesteld dat privacy geen fundamenteel recht is.

De uitspraak volgt op een reeks petities tegen het identiteitskaartprogramma van de Indiase overheid genaamd Aadhaar. Via dit programma worden biometrische kenmerken van burgers verzameld en opgeslagen, waaronder scans van hun vingerafdruk en iris. Elke burger krijgt daarnaast een twaalfcijferige code toegekend. Inmiddels zijn van 1 miljard Indiërs de biometrische gegevens opgeslagen.

In 2010 werd het systeem gelanceerd als een initiatief waaraan men op vrijwillige basis kon meedoen. In maart van dit jaar maakte de premier Narendra Modi de registratie in de biometrische databank verplicht om beroep te kunnen doen op allerlei overheidsdiensten. Wie een examen wil afleggen, een belastingsaangifte invullen, een rijbewijs halen, een pensioen wil krijgen of een mobiel telefoonnummer aanvragen, heeft voortaan een Aadhaar-nummer nodig. Hierdoor kan tegenwoordig niemand nog om de registratie heen.

Volgens tegenstanders schendt het verplicht gebruik van Aadhaar het recht op privacy en worden er zoveel gegevens opgeslagen dat het mogelijk is om het privéleven van burgers uitgebreid te volgen. Daarbij verschuift de focus van de regering steeds meer van dienstverlening naar toezicht en controle. Bedrijven beginnen ook steeds meer aan te dringen om toegang te krijgen tot de Aadhaar-gegevens van haar klanten. 

De uitspraak kan dan ook grote gevolgen voor het identiteitskaartprogramma hebben, aangezien de Indiase overheid moet aantonen dat het dwingen van burgers om hun biometrische gegevens af te staan en de identiteitskaart te gebruiken niet in strijd met hun privacy is.

Alles bij de bronnen; Security & Knack