Tekst uit het voorstel van Wet;

Artikel 6.2.2

1. Tot de stemming wordt slechts toegelaten de kiezer die bevoegd is aan de
verkiezing deel te nemen indien hij:
a. in het bezit is van een stempas, dan wel een kiezerspas, en
b. zich heeft geïdentificeerd door middel van een identiteitsbewijs, dat geldig is op
de dag van de stemming.

2. De kiezer van wie het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, in het
ongerede is geraakt, wordt tot de stemming toegelaten indien hij:
a. een kopie van het proces-verbaal toont dat van de vermissing van het document
op ambtseed is opgemaakt door een opsporingsambtenaar van de Nederlandse,
onderscheidenlijk de Nederlands-Antilliaanse of de Arubaanse politie, en
b. een document van de kiezer toont op zijn naam en voorzien van zijn foto.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld
omtrent de wijze waarop het stembureau de stempas, de kiezerspas, het
identiteitsbewijs en de in het tweede lid ter vervanging van het identiteitsbewijs
genoemde documenten, controleert.

Alle recente stukken mbt deze wet zijn hier te vinden