Een werkneemster is als assistente/verkoopster in dienst. Op 31 mei 2018 meldt de werkneemster zich ziek. De werkgever heeft de werkneemster vervolgens gedurende zeven dagen (van 1 tot en met 7 juni 2018) laten volgen door een niet-gecertificeerd onderzoeksbureau.

Op 7 juni 2018 heeft de werkgever de werkneemster per WhatsApp uitgenodigd om, in het kader van de re-integratie, de volgende dag koffie te komen drinken. De werkneemster stuurt meteen een app terug met daarin de mededeling dat zij op advies van haar huisarts rust moet nemen en ontspanning zoeken.

Ze geeft aan met een arboarts te willen spreken. Ze laat ook weten niet op de uitnodiging in te kunnen gaan.

Uit het rapport van de observator van het bureau komt naar voren dat de werkneemster op 7 juni 2018 werkzaamheden heeft verricht op een externe locatie. Wanneer de werkneemster op 9 juni 2018, na een oproep daartoe, opnieuw weigert zich te melden bij de werkgever, omdat zij eerst een arboarts wil spreken, wordt zij dezelfde dag op staande voet ontslagen.

De werkneemster verzoekt de kantonrechter de werkgever te veroordelen tot betaling van onder meer een billijke vergoeding.

De kantonrechter oordeelt op 19 september 2018 dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, omdat de werkgever de nevenwerkzaamheden niet aannemelijk heeft gemaakt. Zij had eventueel kunnen volstaan met het opschorten van loon. De billijke vergoeding wordt toegewezen.

Alles bij de bron; OR-Net