Justitie heeft zonder een toereikende wettelijke grondslag een telefoon ontgrendeld en doorzocht van een vreemdeling die was vastgezet.
De zaak gaat over een Mongoolse vrouw die in vreemdelingenbewaring was gesteld. Een ambtenaar van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) heeft zonder haar toestemming haar telefoon ontgrendeld en doorzocht. Dit deed hij door het toestel voor het gezicht van de vrouw te houden. De medewerker heeft vervolgens handmatig de telefoon doorzocht op zoek naar foto’s van identiteitsdocumenten om informatie te krijgen over haar identiteit.
Demissionair staatssecretaris Van der Burg stelde dat de ambtenaar op basis van de Vreemdelingenwet 2000 bevoegd is om de telefoon zonder toestemming te onderzoeken. Bij het opstellen van de betreffend wetsbepaling in 2012 is via de memorie van toelichting duidelijk gemaakt dat ook telefoons doorzocht mogen worden.
"Maar in mobiele telefoons staan tegenwoordig veel meer persoonsgegevens dan toen de wettelijke bepaling in 2012 werd ingevoerd", zo stelt de Raad van State.
De Raad stelt dat het artikel van de Vreemdelingenwet 2000 daarom niet volstaat als wettelijke grondslag voor het zonder toestemming onderzoeken van telefoons, louter en alleen omdat de wetgever daar bij de totstandkoming melding van heeft gemaakt in de memorie van toelichting. Tevens stelt de RvS dat het wetsartikel onvoldoende bescherming biedt tegen willekeurig optreden, omdat dit niet voorschrijft in welke omstandigheden onder welke voorwaarden een mobiele telefoon mag worden onderzocht.
Alles bij de bron; Security