De kritiek van de VN over de sloop van de Tweebosbuurt die onder tafel werd geveegd, de wettelijke basis die ontbrak voor de inzet van surveillancewagens, de zorgen over het politiegeweld tijdens het woonprotest: bij de gemeente is een patroon ontstaan waarbij fundamentele waarden het telkens verliezen van de omstandigheden, stelt Marc Schuilenburg.

Het nieuws dat burgemeester Ahmed Aboutaleb het rapport van de Autoriteit Persoonsgegevens over camera-auto’s in de binnenstad tegenhoudt, sneeuwde onder door alle consternatie over de rellen in het stadscentrum diezelfde dag. Uit het door NRC ingeziene rapport blijkt dat Rotterdam de wet heeft overtreden door mobiele camerawagens in te zetten om te controleren of mensen wel voldoende afstand houden in de anderhalve-metersamenleving.

Niet alleen was er geen wettelijke basis voor het filmen van burgers op straat en in parken, de surveillancewagens maakten volgens de Autoriteit Persoonsgegevens een te grote inbreuk op de privacy door de gezichten van burgers gedetailleerd in beeld te brengen. 

De rijdende camera-auto’s zijn inmiddels van straat gehaald, maar de inzet ervan is altijd fel verdedigd door het Rotterdamse college. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt. Het past in een langere trend en die levert geen fraai plaatje op. Keer op keer neemt de gemeente controversiële maatregelen en neemt daarbij op de koop toe dat fundamentele rechten overboord worden gegooid. Wie verder kijkt ziet bovendien dat de kritiek hierop door de hoofdrolspelers steevast wordt weggewuifd.

Alles bij de bron; NRC [knipsel]